maandag 2 mei 2011

Piet Hein

Piet Hein Gerver

Na het eindexamen in het mooie wijnjaar 1961 vertrok ik – tot grote ergernis van rector Maas – naar Amsterdam. De studie notariaat, mijn plan, kon je immers ook in Nijmegen volgen. Groningen ging ook nog, want daar had Maas zelf zijn studie afgerond. Zo zat ik daar in de klas met een rood hoofd: de atheïst die in het revolutionaire Amsterdam verder ging.

Hoe groot was mijn verrassing in de groentijd – ik werd lid van de K.S.V. Sanctus Thomas Aquinas – Mappie Drost tegen te komen. Zij had op school wijselijk gezwegen hoewel zij, met doorgaans een rozenkrans in haar haar, beter in Amsterdam dan in Nijmegen thuis zou zijn. Of juist niet. Ik volgde haar van een afstand; zij trok op met een heel sombere student Russisch (de koude oorlog bloeide nog volop) maar uiteindelijk trouwde zij met Kees Verkerk, een jaarclubgenoot die geschiedenis studeerde en die sedertdien zich zeer specialiseerde in de Middeleeuwse geschiedenis van Arnhem. Na een paar jaar is Mappie jammerlijk omgekomen. Met Kees, die een vuistdik proefschrift over Gelre schreef, heb ik nog steeds contact.

Ik kwam in een dispuut terecht waar wij met een glas in de hand de provorellen bekeken. Soms heb ik er wel eens spijt van, dat wij niet actiever waren!

Trouwens, de twee andere klasgenoten die vroegtijdig zijn heengegaan, kwam ik in de loop van mijn notariële leven in Amsterdam ook nog tegen: Albert Jan Thiecke en Ton Schulte.

Mijn studie was – kan ik wel zeggen – bij tijd en wijle zeer bewogen. Afstuderen vond plaats in het najaar van 1967.

In januari 1968 vertrok ik voor een jaar naar Italië: ik had het aanbod gekregen daar een dissertatie voor te bereiden over het Italiaanse notariaat. Een aanbod dat ik met beide handen aangreep. Het was in die tijd heel uitzonderlijk dat de Universiteit medewerkers uitzond en daarbij was Italië een land dat mij altijd al erg had getrokken. Cursussen gevolgd bij de nonnen in Vught en vervolgens met een brik van een autootje naar Rome dat een jaar lang mijn thuisbasis zou worden en waar ik, na aanvankelijk de paus als overbuurman te hebben gehad een kamer vond vlak bij het paleis van justitie, zodat ik een uitmuntend uitzicht had op de studentenrellen.

Eind december keerde ik terug en werd weer ingelijfd op de universiteit, waar ik, wonend op een mooie buitenplaats aan de Amstel, verder aan mijn proefschrift werkte. Die periode werd ruw afgebroken door mijn militaire dienst: als oudste rekruut (30) rende ik over de hei, door de jongere beroepsmilitairen met U aangesproken! Het laatste jaar bracht ik als secretaris van de krijgsraad in Den Bosch door, waar ik vooral leerde typen en ik mij moest verdiepen in de pornografie van de processen verbaal, door de Marechaussee opgemaakt als vervolg op aanrandingen.

Na de krijgsraad de notariële praktijk in, afgewisseld met werkzaamheden aan de promotie die in 1975 plaats vond.

Na enige jaren werd ik tot notaris in Amsterdam benoemd, aanvankelijk in associatie met mr P.M. van dert Laan, sinds eind 1989 in maatschapsverband met Nauta Dutilh. Vanaf eind 1998 scheidden wij (d.z. 2 notarissen, 1 kandidaat notaris en een groep medewerkers) ons af om ons aan te sluiten bij wat nu heet DLA Piper. In 2003 kreeg ik eervol ontslag; om gezondheidsredenen moest ik het notariaat vaarwel zeggen.

Inmiddels was ik tot buitenwoon hoogleraar notarieel recht aan de UVa benoemd (1992); in 2007 ging ik met emeritaat.

In 1982 (her)trouwde ik met de juriste Atie van den Berg. Wij hebben 2 dochters, Noor (1983) en Anne Marie (1986) die beiden o.m,. notariaat studeerden en als kandidaat notaris werkzaam zijn resp. bij DLA Piper en Nauta Dutilh. Het bloed kruipt enz. Waarover zou het gesprek aan tafel soms gaan?

Van de jaren op de UvA heb ik erg genoten. Het wetenschappelijke had mijn bijzondere aandacht maar ook de kennisoverdracht aan de studenten was iets dat ik met plezier deed. Vele malen buitenlandse reizen met hen gemaakt. Al met al waren het lange weken, met twee jobs.

Buiten het recht zijn er natuurlijk ook andere zaken die de aandacht vroegen. Naast de beroepsmatige nevenactiviteiten heb ik altijd ook in het bestuurlijke mee gefunctioneerd en dan vooral in het culturele vlak.

De gymnastieklessen van Mijnheer Ram hebben mij nooit kunnen bekoren en dat houdt in dat ik het nog steeds niet erg op heb met balspelletjes. Lopen deden wij wel veel, in de bergen en op het vlakke Nederlandse land. Ik speel een bescheiden partijtje golf. Zou Ram trots op mij zijn als hij dat zag?